Passiemuziek van Dietrich Buxtehude, Leidse Cantorij o.l.v. Hans Brons, Willeke Smits orgel

Liturg: Margreet Klokke

In 1705 ging de jonge Johann Sebastiaan Bach op een voetreis van meer dan 300  kilometer naar Lübeck om de fameuze Buxtehude te kunnen horen. Hij had toestemming van zijn kerkbestuur om drie weken weg te blijven, maar zou pas drie maanden later terugkomen. De passiemuziek die in deze vesper zal worden uitgevoerd maakt – zo meent de Leidse Cantorij – duidelijk waarom Bach met geen stok was weg te slaan uit de Hanzestad.

Willeke Smits speelt op het De Swart-van Hagerbeerorgel orgelkoralen voor de Lijdenstijd en de Passacaglia in d, een compositie in de vorm van een reeks variaties gespeeld over zich steeds herhalende baspartij. Een zelfde structuur heeft de koorcompositie “Jesu, meines Lebens leben”. Ook hier herhalen twee maten met basnoten zich continu en daarmee de tekst verklankend: Tausend, Tausend Mahl sei Dir Jesu aber dank dafür”.

De cantorij voert behalve dit stuk nog onder meer de passiecantate “Fuhrwahr, er trug unsere Krankheit” uit. De vesper sluit af met twee delen uit de “Membra Jesu nostri”: “Ad cor” (over het hart) en “Ad faciem” (over het gelaat) dat eindigt met een magistraal Amen.